Notes

Verstop kampioen
Sommige dieren/planten passen zich aan de omgeving. Ze veranderen van kleur, Bewegen zoals andere dieren, doen alsof ze ziek zijn.
-------
Jacht kampioen
Waar een dier leeft noem je een habitat, daar heeft hij al zijn behoeftes: Water, Beschutting, Eten en vinden van een partner. Elk dier past zich aan in zijn habitat.
Zoals roofdieren moeten goed rusten om een prooi te vangen, ze moeten snel reageren en goed kijken, ze doden hun proi met hun scherpe hoektanden. Planteneters hebben juist snijtanden om planten te af te snijden en daarna malen ze het met hun maalkiezen. Veel dieren proberen niet op te vallen om een prooi an te vallen of om niet aangevallen te worden dat niet opvallen noemen we camouflage. Een andere soort van camouflage is mimicry : Dat is dat je uiterlijk veel op een ander dier lijkt.
---------------
Extreme Plekken
Dieren passen zich aan hun omgeving.
Zo kunnen ze langer overleven, zelfs onder extreme omstandigheden zoals, kou, hitte of in het donker. Dieren die niet zijn aangepast aan hun omgeving kunnen moeilijker aan hun eten komen en mindersnel zich voortplanten.
Goed-aangepaste dieren krijgen meer jongeren en hun overlevingskans is veel groter. Zo blijven er meer goed-aangepaste dieren over, dat noem je natuurlijke selectie. OOk planten passen zich aan hun omgeving, bijvoorbeeld heeft een cactus een watervoorraad om niet uit te drogen. Als een dier zich niet aan zijn leefgebied kan aanpassen, dan sterft het uit
----
Grote reis om te overleven
Dieren gaan op weg naar een plek om daar een partner te vinden, meer voedsel of een beter leefgebied. Dieren en planten gaan daarvoor op een lange tocht.
Potvissen gaan op reis om met een vrouwtje te paren of voor meer voedsel
Zo gaan ze de hele wereld rond. Kwallen maken elke dag een trektocht. Ze volgen de zon, in hun lichaan leven algen en algen maken van zonlicht suikers en suikers is weer voedsel voor de kwal. Daarom moet een kwal zijn algen steeds blijven voeren met zonlicht. Vleerhonden leven met veel dus dat is knokken voor eten dus daarom maken ze soms wel een lange tocht voor vruchten. Olifanten reizen ook niet voor voedsel maar om water in de droge woestijn. Als het koud word op een plek gaan soorten vogels verzamelen om een lange tocht te maken naar warme plekken.
Krabben zijn opweg naar de ocean om eitjes te leggen. Onderweg kunnen ze dood gaan door auto's, vallen van een rots of worden hun aangevallen. Mieren maken een trektocht voor voedsel. Padden graven een hol kilometers van de ocean af in een bos of weiland. In februari of april gaan ze naar hun geboorteplaats om eitjes te bevruchten of leggen. Als dieren reizen noem je he MIGRATIE.
Als je een partner nodig hebt om je te voortplanten noemen we dat Geslachtelijke voortplanting. Ook planten doen het op deze manier maar er zijn ook planten die hun in eentje kunnen voortplanten, dat noem je ongeslachtelijke voortplanting. Als de planteneters op reis gaan, gaan de vleeseters daar achter aan want die willen ook eten. Planten doen dat ook als bomen dichtbij elkaar zitten dan moeten ze water en zonlicht delen dus groeien ze minder hard. Veel planten laten hun zaadjes of sporen door de wind, door dieren reizen of door zichzelf heel hard weg te schieten
zo kunnen ze toch ver van elkaar zitten en hoeven ze niks te delen.